OP STRAAT IN MONGOLIË

STRAATKINDEREN TROTSEREN SCHRIJNENDE KOU IN VERANDERENDE MAATSCHAPPIJ

Nara slaapt 's nachts op een van de pijpen van de stadsverwarming van Ulan Bator. Tegen een uur of twaalf, een, als de temperatuur buiten tot min twintig is gedaald, klimt ze met haar vrienden door een mansgat en nestelt zich tussen de wirwar van buizen. "Ik vind het er fijn. Het is warm", zegt ze. Ze heeft een donkerblauw, gewatteerd jasje aan en haar gezicht is bedekt met schrammen en zwarte vegen.

(Door Jan van der Made)

ULAN BATOR (ZOP) Nara (15) is de leidster van de "Chinggis Kahn" jeugdbende die bestaat uit zwerfkinderen. "Er zitten ongeveer twintig kinderen in mijn groep", vertelt ze . "We nemen soms wel nieuwe, maar alleen als ze zich netjes gedragen". Nara leeft al vier jaar op de staten van de hoofdstad. "Thuis was er geen geld. Niemand die zich om me bekommerde, en mijn moeder en broers waren de hele dag dronken van de Archi (Mongoolse Wodka).

Overdag zwerven de kinderen door de straten van Ulan Bator. Ze bedelen bij klanten in broodwinkels en achtervolgen buitenlandse toeristen. Maar één keer per week krijgen ze warme thee en tsjapati-koeken van vrijwilligers van de Katholieke Missie.

De Belgische vader Wim Bollen staat aan het hoofd van die missie, die bestaat uit vier priesters, drie broeders en vier zusters, afkomstig uit de Philippijnen, Belgie en Zaïre. "De kinderen zijn afkomstig uit alle delen van het land. Ze worden thuis mishandeld, springen op de trein en proberen in de stad te overleven".

BENEFIETCONCERT

Sinds oktober runt de missie een opvanghuis, waar nu zo'n vijfentwintig zwerfkinderen mogen slapen, met z'n allen op dekens in een paar slechtverlichte kamertjes. Beneden klitten ze rond een tv, en Chinggis Kahn, een (hoe kan het anders) populaire serie, is net begonnen. Paarden met woeste krijgers galopperen over de eindeloze Mongoolse grasvlakten en de kinderen hebben een glans van bewondering in de ogen.

Volgens officiele schattingen zijn er zo'n vierduizend zwerfkinderen in Mongolië waarvan achthonderd in Ulan Bator leven. "Een gevolg van de hervormingen", aldus Bollen. Vroeger was er veel meer sociale controle. Het verschijnsel van de zwerfkinderen is iets van de laatste jaren.

De volgende avond is er, speciaal voor de zwerfkinderen, een benefietconcert in het Russische Theater. De buitenlandse gemeenschap van Ulan Bator, ongeveer driehonderd mensen, is in volle sterkte aanwezig, gekleed in plechtig grijs en blauw. De Duitse ambassadeur, Herr Doktor Cornel Metternich zwaait minzaam naar een bekende, en installeert zich om naar een uitvoering van Gonchigsumilaa (Trio, Opus 19) te luisteren.

ECONOMISCHE KLOOF

Maar de vrouw van de Engelse ambassadeur, June Sloane, een pompeuze dame in een paars gewaad, steelt de show met Lo! Hear the Gentle Lark. Het klinkt surrealistisch en volkomen misplaatst. Het publiek, verscheurd door een klamme kou die langzaam vanuit de vloer optrekt en de dissonanten van de goedbedoelende musici, blijft beleefd. "Ongeloofelijk goed nietwaar?", vraagt Robin Greyson, een Engelse adviseur van Tacis (Technical Assistance for the Commonwealth of Independent States and Mongolia) die al maanden in Ulan Bator woont.

Als het concert eindelijk is afgelopen wordt er geanimeerd nagepraat in de lobby en dan hult het publiek zich in bontmantels, op weg naar de volgende function. Weer een goede daad gedaan. Uiteindelijke opbrengst: 157 dollar na aftrek van de kosten. "Daarvan gaat de helft naar ons kinderhuis" , mompelt vader Wim Bollen wat sipjes. Op zich goed om het tien dagen draaiende te houden, want de kosten zijn laag.

De economische kloof tussen buitenlanders en Mongolen is geweldig. Een gemiddeld salaris ligt op zo'n vijftien gulden per maand. De gelukkigsten hebben gesubsidieerde flats in Ulan Bator. Maar rond de stad is een sloppenwijk van houten huizen en gers (traditionele Mongoolse tenten). "Er is een enorme toestroom naar de stad", vertelt Lkhagvagiin Demberel, de pad-achtige vice-voorzitter van de Mongoolse Nationale Ontwikkelingsraad.

TENT

"Iedereen wil iets meepikken van de economische ontwikkelingen". Maar volgens een nieuwe regeringsmaatregel moet iedereen die uit de provincie komt 26.000Tugrik (ongeveer honderd gulden) betalen voor een verblijfsvergunning in de stad. "Niemand kan dat opbrengen", zegt Namasuren bitter. Ze leeft in een ger in een van de sloppendorpen ten westen van de stad. Twee jaar geleden was ze naar Ulan Bator gekomen om aan de universtiteit medicijnen te studeren, maar omdat ze met haar hele familie was gekomen (haar man en drie kinderen), kreeg ze geen huis toegewezen.

Gansukh, al jaren werkzaam op het Ministerie van Buitenlandse Betrekkingen is nog kwader. "Ik ben regeringsfunctionaris, en ik woon nog steeds in een tent", moppert hij. Na een drukke werkweek op het ministerie is uitgaan er nauwelijks bij. "Zaterdag help ik mijn vrouw om de kleren van zeven dagen te wassen, als er tenminste genoeg water in de put staat. Dan moet ik houthakken voor de rest van de week, en dan kunnen we pas wat uitrusten".

De tent staat, net als die van Namensuren, in een van de sloppenwijken buiten de stad, een paar kilometer van het eindpunt van de bushalte. "ik woon te ver weg om 's avonds op en neer te gaan en een bioskoopje te pikken. Dus lezen we maar wat, of kijken tv. Er is een populaire soap-opera uit Venezuela. En natuurlijk iedere dag "Chinggis Khan".

BOEDDHISME

Mongolië's grote leider, die in de dertiende eeuw het grootste rijk creëerde dat de wereld ooit kende is onlosmakelijk verankerd in de geest der Mongolen. Zeventig jaar lang was het verboden om zijn naam uit te spreken en zijn portret aan de muur op te hangen. "Hij bestond eenvoudigweg niet meer", vertelt Gansukh. Maar niemand was hem vergeten". Nu wordt zijn naam gedragen door hotels, taxicentrales en bendes van straatkinderen. Er is een "Genootschap ter Bevordering van Respect voor Chinggis Khan". Toen Mongolië het communisme vaarwel zei, zong een van Mongolië's eerste rockbands "Chinggis Khan, kun je ons vergeven?". "We voelen ons verwant met Chinggis Khan", vertelt Nara, het zwerfmeisje. "Ons lijflied is dat van soldaten, ver van huis, die onder leiding van Chinggis over de steppen trekken om nieuwe veroveringen te maken".

Maar de woeste troepen van Chinggis Khan en zijn troonopvolgers werden uiteindelijk tot rust gebracht door het boeddhisme. Ook dat was verboden tijdens de zeventigjarige ijstijd van het Communisme. Kushok Bakula is de Indiase ambassadeur in Ulan Bator. Hij is tachtig jaar en lijkt op een oude vogel, gehuld in een paars-oranje gewaad, waar een rimpelige arm uitsteekt. De andere is bedekt, allen zijn knokige vingers, waarmee hij een kettinkje heeft geklemd, zijn zichtbaar. Z'n voorhoofd loopt direct door in zijn lange neus, en zijn ogen zoeken rusteloos door de kamer waar buddhistische tanka's aan de muur hangen.

Als voormalig monnik in een klooster in Tibet in de jaren veertig was hij de leermeester van de Dalai Lama, de Tibetaanse geestelijk leider die nu in ballingschap woont in India. "Mongolië had meer dan zevenhonderd kloosters. Die werden allemaal verwoest. Lama's werden vermoord of gedwongen hun pij af te leggen. Uiteindelijk was er nog maar een klooster over, dat pro-forma open werd gehouden".

PASSIEF

Na de democratische hervormingen hielp Kushok Bakula Mongolië met trainingsprogramma's voor jonge lama's en de godsdienst begint populair te worden. In Ganden, Mongolië's grootste klooster zit een veertigtal monikken, de leeftijden uiteenlopend van 18 tot 80, in gebed tesamen. Hun gebedszangen beginnen als een monotoon gemurmel dat steeds luider wordt en begeleid door lange uithalen. De monikken reciteren Tibetaanse tekens van stroken papier die uit elkaar lijken te vallen.

Na de dienst lopen ze drie cirkels om het boeddha-altaar en verdwijnen keuvelend naar hun vertrekken. "De communisten hebben de geest van de Mongolen niet kunnen breken", aldus de abt van Ganden, die met zijn kale hoofd met glansogen en dikke buik op de boeddha zelf lijkt. "Op dit moment zijn er weer 120 kloosters en 2000 actieve lama's. "Iedere Mongool is in zijn hart een boeddhist", vertelt hij. De populairste cursus op de buddhistische Universteit die aan het klooster is verbonden is "Boeddhistische logica. Een voorbeeld? Iedere kleur is rood - of niet. Daar begint de eerste les mee en de kinderen discussiëren er uren over".

Mij hield de uitspraak dagen bezig. Maakte hij soms een toespeling op het communisme? "Het is een denkwijze waardoor Mongolen passief werden. Je aanvaardt het lot, hoe het ook komt. Alles is relatief en heeft een andere kant", aldus Gansukh van Buitenlandse betrekkingen. "De onderdrukking door de Communisten was zo slecht nog niet", zegt de abt, alsof hij die woorden wil ondersteunen. "Je kunt zeggen dat het boeddhisme daardoor juist aan populariteit heeft gewonnen".

Maar niet alleen het boeddhisme wint aan populariteit. Ook het christendom begint vaste voet aan de grond te krijgen in Mongolië. Meteen na de democratische hervormingen in 1990 werd het land overspoeld door protestante groeperingen. John Gibbon, tot vorig jaar werkzaam bij de International Support Service maakte zelfs een vertaling van de bijbel. Groeperingen als de Zevende Dag Adventisten en de Jehova's Getuigen hebben zich gevestigd in de meeste provincies en trachten als leraren Engels de Mongolen tot het Christelijk geloof te bekeren.

De katholieken pakken het anders aan. Vader Bollen van de Katholieke missie: "We doen het kalm aan. Ze weten precies waar we mee bezig zijn. We hebben het opvanghuis voor zwerfkinderen, en ze zien dat we niet agressief bezig zijn om mensen te bekeren. Het evangelie, dat komt later wel". Volgens Bollen wordt de Mongoolse regering steeds ongeruster over het toenemende aantal protestanten en werd een aantal, in de woorden van Bollen "fundamentalitische" groeperingen een visa geweigerd.

Nara, het zwerfmeisje van Ulan Bator houdt het voorlopig bij de katholieken. "Ze geven me eten en thee. Dankzij de Paus en Chinggis Khan kan ik hier overleven". Maar ze voegt wel toe dat als ze later groot is "kok wil worden. Dan ben ik van niemand meer afhankelijk en hoef ik nooit meer honger te hebben"